06-18426266 [email protected]
20/03/2023
Lieke BezemerAuteur

Laatst was ik weer eens in Maastricht, de stad waar ik gestudeerd heb. Ik kom er nog altijd heel graag en dan reis ik het liefst met de trein. Zo ook die keer. Ik wandel het station uit en terwijl ik op weg ben naar de fietsenstalling om een OV-fiets te halen, ruik ik de frietlucht van de Smullers. Vertrouwd. Met mijn geel-blauwe fiets aan de hand loop ik naar de uitgang om hem te laten scannen. Een van de medewerkers komt me helpen en er verschijnt een grote glimlach op mijn gezicht. Hoe vaak heb ik deze man -met zijn lange haren en een leesbril die met een touwtje om zijn nek hangt- al niet gezien?

Aardig zijn voor elkaar
Ik bevind me direct jaren terug in de tijd en droom weg naar mijn studententijd. Iedere keer als ik hier mijn fiets kwam stallen of liet repareren, was deze man er. Als een rots in de branding. Vriendelijk lachend als ik dat heel goed kon gebruiken, alsof hij dat aanvoelde. Of alle keren dat hij mijn fiets voor me wegzette als ik (weer) eens haast had om de trein te halen. Ik op mijn beurt zei hem altijd vriendelijk gedag. Ik had geduld als hij juist druk bezig was en wenste hem altijd een fijne dag.

Dankjewel voor wie je bent”
Als hij vraagt of hij nog iets voor me kan doen, realiseer ik me dat ik hem vermoedelijk al even aan zit te staren. “Nee dank je,” zeg ik. “Of  eigenlijk toch wel…”  En dan besluit ik mijn fijne herinneringen met hem te delen. Ik sluit af met: “Dankjewel voor wie je bent” en wens hem nog een fijne dag. Terwijl ik de fietsenstalling verlaat, zie ik dat mijn glimlach hem heeft bereikt.